donderdag 7 januari 2016

De fotoshoot - EWA bijeenkomst 30-01-2016

Keurig op tijd arriveert de 21-jarige Esmee op de Elandsgracht in Amsterdam. Vandaag gaat het onervaren fotomodel voor het eerst een fotosessie bij fotostudio ‘Waterside Doug’ laten maken. 
Naaktfoto’s nota bene, om ook dat genre aan haar portfolio toe te kunnen voegen. Een ouderwetse winkelbel klingelt als Esmee de deur van het oude grachtenpand opent en naar binnen stapt.
De inrichting is nogal sober. Rechts half achter haar, in wat vroeger een etalage is geweest, staat een bank met de rugleuning naar het raam. Tegen de muur naast de bank ziet zij een ouderwetse buffetkast staan, gevuld met oude fotocamera’s. Het derde meubelstuk is een eenvoudige houten balie. Recht voor haar hangen twee grote zwarte velours gordijnen die, naar zij aanneemt, de fotostudio aan het zicht onttrekken. Er lijkt niemand aanwezig te zijn, want Esmee hoort of ziet niemand.
“Hallo?” roept ze net iets luider dan haar normale stemniveau.
Een paar tellen later verschijn er toch een man met zijn hoofd tussen de gordijnen.
“Môgge wijffie,” klinkt het in zuiver Amsterdams, “wat ken ik voor je doen?”
“Oh, hoi. Ik ben Esmee. Ik kom voor de fotosessie. Uhm... voor de naaktfoto’s?”
“De… naaktfoto’s? Oh ja, tuurlijk. Kom verder mop,” zegt het hoofd waar ook nog een lichaam aan vast zit, zelfs armen, die uitnodigend het gordijn voor Esmee openen.
“Ik heb er nog geen ervaring mee, ik kan uw hulp misschien wel een beetje gebruiken,” zegt Esmee terwijl zij zich een beetje klein maakt om onder de arm van de man door te kunnen lopen.
“Da’ kom wel goed,” antwoordt hij, “a’s je tenminste een beetje naar mijn aanwijzingen luistert hè.”
Esmee belooft zijn aanwijzingen zo goed mogelijk op te zullen volgen.
“Daar achter ken je je uitkleden, moppie,” zegt de man terwijl hij naar een deur aan de zijkant van de ruimte achter de gordijnen wijst.

Terwijl Esmee zich van haar kleding ontdoet, gaat de man in de weer met wat meubels, flitsapparatuur en grote lichtbakken. Als zij even later naakt ten tonele verschijnt, staat midden in de studio een grijze rechthoekige met stof bekleedde verhoging.
“Ga daar maar effe op staan, mop, dan meet ik het licht,” hoort zij de fotograaf zeggen.
Zodra Esmee op de verhoging is geklommen, die eigenlijk nog het meeste op een groot bed zonder beddengoed lijkt, meet de man het licht met een lichtmeter. Hij mompelt iets dat klinkt alsof de belichting wel in orde is. Met een fotocamera in zijn hand geeft hij het jonge modelletje aanwijzingen over de poses die zij aan moet nemen. Herhaaldelijk gaan de flitsers af en kijkt hij opgewekt naar het schermpje op de achterwand van zijn toestel.
Op een gegeven moment komt de fotograaf op haar af lopen en zegt: “Ik zie dat je een beetje een rooie kop krijgt, wijffie. Gaat het nog goed allemaal?”
“Oh, uh, ja hoor meneer. Ik raak er alleen een beetje opgewonden van, ziet u. Het is niet alle dagen dat ik naakt voor een onbekende sta…”
“Dan motte we die opwinding maar effe een beetje dimmuh, vin’ je nie’?  Met een rood ponem op de foto staan is ook geen pan tenslotte.”
“Nee, daar zegt u wat. Maar hoe lossen we dat op dan?”
“Ga maar effe op je rug legge, meissie. Zo ja. Schuif je togus deze kant maar een beetje op.”
Esmee schuift haar romp zijn kant op, tot ze met haar billen bij de rand van de verhoging komt.
“Goed zo, wijffie, nou je benen goed sprei’en, dan gaat Ome Kees jouw effe lekker minettuh.”

Terwijl Esmee zich afvraagt wie in hemelsnaam Ome Kees is en wat minetten betekent, knielt de fotograaf voor de verhoging en brengt zijn mond bij haar vochtige kutje. Haar roze lipjes lachen hem al toe. Voorzichtig maakt zijn tong contact met haar labia.
“Oooh, meneer, wat doet u?”
Even onderbreekt de fotograaf zijn bezigheid en fluistert: “Luister mop, ik ben gewoon me gage in natura ‘an ut innuh. A’s jij nou effe lekker geniet, krijg je je foto’s voor niks mee. Deal, wijffie?”
Nog voordat Esmee kan antwoorden, likt hij al verder en maakt daarmee zijn fotomodel, effectief gezien, monddood. Kreunen kan zij nog wel, maar een zinnig woord komt er niet meer over haar lippen. Behalve foto’s maken is een vrouw oraal bevredigen ook een vak dat hij verstaat blijkbaar, want slechts enkele minuten later klinkt een rauwe kreet door de ruimte die, samen met de schokkende bewegingen in Esmee’s onderlijf, haar orgasme bevestigen.
Als haar ergste opwinding wat geluwd is kijkt ze hem met lustvolle ogen aan.
“A’s je je foto’s op groot formaat wil hebbuh, mot je effe op handen en knieën gaan zittuh, meis.”
Direct gaat Esmee verzitten. In een oogwenk wijzen haar blanke billen in zijn richting, haar kutje dus ook. Het geluid van een rits klinkt en een tel later vervormd de verhoging waar zij op zit, door het gewicht van de fotograaf die achter haar is geklommen.
“Oooh, ja!” ontsnapt er aan haar lippen als zijn pik haar schede binnendringt.
Meer aanmoediging heeft de man niet nodig en pompt zijn tamp tot aan zijn patronen in haar doos als was hij een bikker die een verse temeier test. Kreten die weinig met fotografie te maken hebben vullen de studio. Pas nadat het moment daar is geweest dat beiden aan hun gerief zijn gekomen en hij zijn kwakkie in haar trutje heeft geloosd, wordt het weer stil. Terwijl Esmee nog ligt bij te komen, kont omhoog, kut druipend van zijn sperma en haar kutsap, staat de fotograaf op. Voldaan verstopt hij zijn geslonken pik weer achter de rits van zijn jeans.

Dan gaat de bel boven de winkeldeur. Het geluid dringt nauwelijks tot Esmee door. Zij ziet wel dat de fotograaf gaat kijken wie er de fotostudio binnen is gekomen. Terwijl hij een van de gordijnen aan de kant duwt blijft hij staan. Esmee hoort dat iemand iets vraagt, het is alleen te zacht om het goed te verstaan. Het antwoord van ‘de fotograaf’ kan zij echter wel duidelijk horen.
“Hé Doug, waar bleef je nou man? Vijf minuutjes zei je. Ik maar wachtuh, weet je.”
Grinnikend vervolgt hij: “Oh, nog wat! Dat meissie voor de naaktfoto’s is d’r. Ze legt al klaar. Je ken d’r zo mee ‘an de slag.”

‘Waterside Doug’ is een anagram van: Studio Raw Edge. J

© Thislexy, 2015.




dinsdag 5 januari 2016

Rap een beetje! Thewa #7

Floris-Jan Wagenaer, CEO van Windvang International, kijkt vermoeid door het zijraampje van zijn luxe limousine. Een druilerig winterlandschap glijdt aan hem voorbij. Zijn trouwe chauffeur, Lennart, stuurt de wagen geconcentreerd naar Floris-Jan’s Aerdenhoutse villa. In gedachten neemt de CEO zijn drukke werkdag nog een keer door.

Vanochtend ‘mocht’ Floris-Jan de aandeelhouders van Windvang, een bedrijf gespecialiseerd in het bouwen en exploiteren van windparken op zee, over de cijfers van het afgelopen jaar informeren.
De bedrijfsresultaten waren niet goed. Tijdens de ellenlange vergadering moest hij flink wat overredingskracht gebruiken om de aandeelhouders ervan te overtuigen dat dit jaar toch echt winst gemaakt zal worden. Met zijn kalme, zware stem en onverstoorbare voorkomen wist de gelauwerde windenergie pionier uiteindelijk bij de meeste aandeelhouders een lach op het gezicht te toveren. 
Ook wist hij hun instemming te verwerven, waar het de gekozen bedrijfsstrategie van de onderneming betrof. Na de vergadering had Lennart hem naar Den Haag gereden waar hij de minister van binnenlandse zaken persoonlijk had geïnformeerd over de voortgang van de bouw van de windparken voor de kust van Katwijk en Schoorl. Toen het overleg klaar was zijn zij weer naar het Europese hoofdkantoor van Windvang teruggereden.

Bij terugkomst op kantoor was Lilianne, zijn vaste secretaresse, zoals altijd achter haar bureautje vandaan gekomen en hem in zijn kantoor gevolgd. Er was tenslotte altijd wel iets dat hij van haar gedaan wilde hebben.
“Je mag mij wel even pijpen,” had hij gezegd nadat hij op zijn bureaustoel neergeploft was. Gewoon om even te ontspannen. Zorgvuldig had zij zijn nog slappe pik uit zijn pantalon gevist en hem met haar mond stijf gekregen. Er was voor haar nog wel wat werk te verrichten geweest voor hij eindelijk zijn lauwe zaad in haar mond had kunnen lozen. Lilianne wist dat haar beloning evenredig aan zijn genot zou zijn, dus deed zij altijd haar best om hem lekker klaar te laten komen. Zeker driekwart van haar luxueuze huisraad had zij zo bij elkaar geneukt en gepijpt. Zelfs met een simpele oogopslag kon hij haar alles laten doen wat hij maar wenste. De macht van deze man, die indirect leiding gaf aan een paar duizend medewerkers, straalde hem de ogen uit.
“Informeer mijn vrouw dat ik zo naar huis kom,” had hij haar als laatste opgedragen voor hij om klokslag vier uur, samen met Lennart, het kantoorgebouw had verlaten om huiswaarts te keren.

In Heemstede laat Floris-Jan de auto stoppen bij de bloemenkiosk naast het treinstation Heemstede-Aerdenhout en geeft Lennart opdracht alle grote, dure, rode rozen te kopen. Lennart komt met een fikse bos bloemen weer bij de auto en legt ze naast Floris-Jan op de achterbank.
“Keurig, dank je wel, Lennart.”
“Graag gedaan, meneer,” antwoordt de chauffeur in de wetenschap dat de kosten royaal aan hem zullen worden vergoed.
De reis naar huis wordt voortgezet en niet veel later stopt de wagen opnieuw. Nu voor het grote sierlijke hekwerk dat de oprit naar de villa voor ongewenste bezoekers afsluit. Met een druk op een knop in het dashboard stelt Lennart een elektrisch mechaniek in werking en gaat het hek open. 
Een paar tellen later kan de auto er langs en stopt opnieuw zodra ze voor de onder architectuur gebouwde villa staan.
“Zal ik u naar binnen begeleiden, meneer?” vraagt Lennart.
“Dank je, maar dat is vandaag niet nodig. Zet mijn tas maar op het bordes, de bloemen draag ik zelf.”
“Zo u wilt, meneer.”
Lennart stapt uit en opent het portier voor Floris-Jan die, met de enorme bos rozen in zijn arm, ook uitstapt. Dan pakt hij Floris-Jan’s aktetas uit de kofferbak en zet die op het bordes.
“Ik wens u een prettig weekend, meneer. Maandagochtend dezelfde tijd?”
“Zelfde tijd inderdaad, Lennart. Jij ook een prettig weekend.”
Na een beleefd knikje met zijn hoofd in de richting van zijn werkgever stapt Lennart weer in de auto en rijdt huiswaarts.
Floris-Jan kijkt zijn chauffeur na, totdat het hek zich weer achter de wagen gesloten heeft. Dan, met de rozen in zijn arm en zijn tas aan zijn hand, loopt hij richting een van de drie inpandige garages. 
De garagedeur opent automatisch. Zodra de deur voldoende open is, stapt Floris-Jan de garage binnen.

“Je bent laat, florina” zegt een vrouwenstem.
“Het spijt mij oprecht, mevrouw. Maar uh… ik heb onderweg bloemetjes voor u gekocht.”
Terwijl de garagedeur zich automatisch achter hem sluit, knielt de machtige CEO op de grond van de tot SM-kerker omgebouwde ruimte. Hij biedt de vrouw, zonder haar in de ogen te durven kijken, de rozen aan. De vrouw, zijn vrouw, pakt de bloemen van hem aan.
“Aaah, goed zo, florientje. Deze hebben hun doornen nog, heel fijn. Kleed je uit. Nu!”
In minder dan geen tijd staat de windenergie tycoon naakt voor haar.
“Benen spreiden, handen achter je hoofd, liefje!”
Zodra hij de gewenste houding heeft aangenomen neemt de vrouw de rozen in beide handen en wrijft de stekelige stelen met kracht een paar op en neer langs zijn scrotum. Kermend van de pijn ondergaat hij de foltering tot de tranen hem over de wangen en dunne straaltjes bloed aan de binnenkant van zijn dijen stromen.
Hij krijgt een aai over zijn bol en een kusje op zijn wang, waarna zij zegt: “Goed zo, meisje van me. Doe nu je zwarte dienstmeisjes tenue maar aan, zet de bloemen in het water en begin aan het avondeten. En rap een beetje, ik heb honger!”



© Thislexy, 2015.


maandag 28 december 2015

Kerst 1999

Onlangs vroeg Marjon Sarneel schrijvers om in maximaal 150 woorden een diep verstopte, persoonlijke kerstherinnering te beschrijven. Hier mijn inzending.

Eerste kerstdag 1999.

We waren druk. Wilden op weg naar een verjaardag van een familielid nog langs het ziekenhuis. Schoonmoeder was een paar dagen eerder opgenomen. Het vooruitzicht dat zij daar de kerstdagen door moest brengen en dat zij pijn had, beviel ons niet natuurlijk. Ze was kwiek geweest, die ochtend in het ziekenhuis. Voelde zich goed, was zelfs even uit bed geweest. Toen wij kwamen was ze moe, maar nog steeds goed van zin.

Op weg naar de jarige, want ja ook op eerste kerstdag zijn er mensen jarig, waren wij nog hoopvol, dat schoonmams dan misschien met oud-en-nieuw wel weer thuis kon
zijn. De feestelijkheden hadden nauwelijks een aanvang genomen of er kwam een telefoontje van het ziekenhuis. Het ging opeens toch niet zo goed met schoonmama als aanvankelijk het geval was.

Voor het einde van de dag had schoonmoeder de ogen gesloten, om ze daarna nooit meer open te doen.

© Thislexy, 2015.

maandag 21 december 2015

Inzending 'Zeer Kort Verhaal' schrijfwedstrijd Bibliotheek Idea

Een nieuwe start?

Een roestige vrachtboot deint misselijkmakend op de golven van de Middellandse Zee. Honger en dorst hebben bezit genomen van de honderden vermoeide passagiers. Het schip stinkt naar stookolie, uitwerpselen en braaksel. De stampende scheepsmotor wordt overstemd door de schelle stemmen van angstige vrouwen, jammerende kinderen en een kakofonie aan mannenstemmen,
die elkaar chaotisch en tegenstrijdig commanderen.
Rond middernacht worden de roddels werkelijkheid; de rubberboten gaan te water. De uit de kluiten gewassen boten lijken niettemin eierdopjes, vergeleken met de freighter. De nacht heeft niet alleen duisternis gebracht, maar ook wind, véél wind. De mannen moeten vechten tegen de elementen om alle boten in het zoute water voor de Griekse kust te krijgen.

Odelia heeft haar dochter Kabibe in een doek gewikkeld en houdt het kind krampachtig tegen haar aan. Samen met de anderen is zij op de bodem van ‘hun’ grote grijze opblaasboot gaan zitten.
Golf na golf slaat over de rand. Mannen en kinderloze vrouwen hozen het water onophoudelijk terug de meedogenloze zee in. Achterin de boot bedient Mansour, man van Odelia, vader van Kabibe,
de buitenboordmotor en stuurt daarmee het overbelaste vaartuig in de richting van de reddende kust. Telkens als hij “Hoofd omlaag!” schreeuwt, duiken zijn doorweekte medereizigers met hun hoofd naar beneden en trotseren een nieuwe aanval van de woeste zee. Kabibe bekijkt het schouwspel met grote angstige ogen. Nauwelijks herkent het jonge meisje nog haar liefhebbende vader in de commanderende stuurman.

Maar dan… Dan hebben ze héél eventjes oogcontact en ziet zij hem naar haar lachen, alsof hij zeggen wil: “Het komt goed, lieve schat. Vertrouw op mij.”
Net als zij naar haar papa wil roepen dat zij van hem houdt, beukt een nieuwe golf tegen hun boot. Van schrik knijpt Kabibe haar ogen dicht.
“Hoofd omlaaaag!” hoort zij nog.
De ronde boeg wordt meters de lucht in gekatapulteerd. Met een klap smakt de boot terug op het onstuimige water. Als Kabibe haar ogen weer opent is de plaats achterin de boot leeg.
“Mansour!! Mansour!!” krijst haar moeder hysterisch, terwijl een van de andere mannen gehaast het sturen op zich neemt.

De warmte van het Griekse strandzand staat in schril contrast met de koude in Kabibe’s jonge hart. Haar vader’s laatste woorden en zijn eerdere belofte “we maken een nieuwe start”, echoën nog na in haar verwarde hoofd, terwijl een reddingswerker een droge deken om haar natte lijfje slaat.

© Thislexy, 2015.

maandag 7 december 2015

Thewa #6 : Eindejaarsfeest

Eigen risico

“Ik ga naar bed,” zegt mijn man plotsklaps terwijl hij opstaat.
“Wat??”
De wijn heeft òf mijn gehoor, òf mijn bevattingsvermogen aangetast lijkt het.
“Ik ga naar boven. Naar bed. Slapen,” verduidelijkt hij, overdreven articulerend.
“Maar het vuurwerk straks dan?”
“Kan me gestolen worden. Ik slaap er wel doorheen.”
Hij verlaat de kamer, mij enigszins verbouwereerd achterlatend. Zelfs een welterusten-kus moet ik ontberen.
“Nou, gezellig,” mopper ik zachtjes, terwijl ik nòg maar eens een wijntje voor mijzelf inschenk.
Als ik uitgemopperd ben, vult alleen het geluid van de tv de huiskamer nog een beetje. Met een rood toetsje op de afstandsbediening, leg ik het apparaat stilletjes het zwijgen op. Straks, om middernacht, zal het wel weer even lawaaierig zijn, maar nu heerst er een soort stilte-voor-de-storm-stilte. Nederland zit thuis. Voor de tv waarschijnlijk, misschien nog aan tafel, met het gezin, met vrienden, familie of kennissen.
Ik niet.
Ik zit alleen in de woonkamer. Boven hoor ik mannetje’s voetstappen nog een paar keer tussen de slaapkamer en de badkamer heen en weer pendelen. Daarna wordt het pas echt stil in huis.
Ergens kan ik mij zijn besluit ook wel voorstellen. Afgelopen jaar was niet het beste van ons inmiddels lange huwelijk. De sjeu is er behoorlijk wat van af. Ik heb wensen, op seksueel gebied, die mijn man niet voor mij kan vervullen. Dat frustreert mij en daardoor voelt hij zich tekortschieten. Er rustig, als volwassenen, met hem over praten is en blijft een utopie.
Ik doe de verlichting in de woonkamer uit, sla alle wijn die in mijn glas zit achterover en ga op de bank liggen met een fleecedeken over mij heen. In gedachten laat ik het afgelopen jaar nog een keer de revue passeren. De sleur van het dagelijkse bestaan, de irritante gewoontes van mannetje, het achterstallige onderhoud aan onze woning, de ‘verrassing’ van de belastingdienst omdat die slapende Jodokus boven, een belastingformulier verkeerd ingevuld had. Van alles gaat er door mijn hoofd, om chagrijnig en moedeloos tegelijk van te worden.

Zodra de eerste vuurwerk knallen, achter huis, de ramen van de woonkamer doen trillen, zit ik rechtop op de bank. Was ik toch zelf ook ‘even’ in slaap gevallen zeg. Ik sta op en ga voor het raam staan. Vanuit de woonkamer heb ik zicht op het grasveldje en een pleintje dat de huizen in onze straat met elkaar verbindt. Een aantal mensen, mannen over het algemeen zo te zien, staan vuurwerk af te steken. Een van de silhouetten herken ik uit duizenden, als ‘hij van nummer zeven’. Heb geen idee hoe die man heet, maar ik weet des te beter hoe hij eruit ziet. Likkebaardend lekker!
Soms tref ik hem in de winkel en dan knikken we vriendelijk naar elkaar, maar we zijn nog nooit aan elkaar voorgesteld. Steevast schiet mijn hart in een hogere versnelling als ik hem zie. En ‘daar beneden’ blijft een ontmoeting met hem ook nooit onopgemerkt.
Terwijl ik wat sta te mijmeren valt een stuk vuurwerk van hem, van ‘hij van nummer zeven’, per ongeluk om, waardoor de felle vuurballen op mij lijken te worden afgevuurd. Ze knallen met geweld tegen mijn ramen en instinctief duik ik, een gilletje slakend, ineen. Nog een zestal knallen later is het al achter de rug. Met mijn hart kloppend in mijn keel sta ik op en zie hoe hij mijn tuinpad op komt lopen.

“Sorry!” hoor ik hem roepen.
Snel open ik de tuindeur en laat hem, terwijl het lawaai van buiten nu minstens dubbel zo luid mijn woonkamer in dendert, binnen.
“Hoi…”
Meer weet ik even niet te zeggen.
“Het spijt me echt. Ik hoop niet dat je heel erg geschrokken bent… en een eventuele schade zal ik vergoeden hoor.”
“Schade…?”
Hij kijkt me best wel streng aan en mijn knieën vertonen terstond de stijfheid van geleergelei.
“Dat vuurwerk kan best wat schade aan jullie huis aangericht hebben. Morgenochtend, bij daglicht, moeten we het maar even samen bekijken.”
“Oh, zo bedoel je,” weet ik uit te brengen. Toch al bijna een volzin, denk ik bij mijzelf.
“Oh, uh… Martin. De beste wensen nog,” hoor ik hem zeggen, terwijl hij zijn hand uitsteekt.
Nu weet je toch nog hoe hij heet, jubelt het in mijn hoofd.
“Francesca. Ja, jij ook de beste wensen,” zeg ik terug, terwijl ik vurig hoop dat mijn trillende hand hem niet op is gevallen èn dat mannetje boven door alle lawaai heen blijft slapen.
“Dank je,” zegt hij lachend naar mij. De gelei-factor in mijn knieën neemt opeens kwadratisch toe. “Als je het niet erg vindt, ga ik nog even wat afsteken,” hoor ik hem zeggen.
Dan draait hij zich om, om weer naar de tuindeur te lopen.
“Owh… eeuuh, wordt er niet meer gezoend bij de nieuwjaarswensen,” flap ik er pardoes uit.
Terwijl het schaamrood mij naar mijn kaken stijgt, draait hij zich om en kijkt mij heugelijk verbaasd en tegelijkertijd indringend aan.
Dat was het! Einde kracht in de knieën! Als een slappe vaatdoek zijg ik richting beukenhouten parket. In een oogwenk hang ik in zijn armen, met nog meer schaamrood op de wangen dan een kreeft in een snelkookpan. Zijn blik is razend snel omgeslagen in heuse bezorgdheid.
“Ho, ho, geen rare dingen doen nu hè? Het nieuwe jaar is nog maar net begonnen.”
Met mijn: “Toch iets te veel wijn gesnoept, denk ik,” probeer ik hem gerust te stellen.
“Kan ik wat voor je doen, Francesca?”
Oh ja! De kleren van mijn lijf rukken en mij vervolgens het nieuwe jaar in neuken, denk ik spontaan.
Ik houd echter mijn mond en gebruik datzelfde lichaamsdeel om hem verder spreken te beletten. Mijn tong druk ik met kracht tussen zijn lippen door. Zodra onze tongen kennismaken hoor ik jingle bells nagalmen in mijn hoofd. Hij slaat een arm om mij heen en drukt mijn lijf strak tegen het zijne aan. Opnieuw verliezen mijn benen de kracht om mij overeind te houden. Hij merkt het en sleept mijn lichaam een paar passen met zich mee, om mij vervolgens op de bank te laten zakken. Ik sla mijn beide armen om zijn nek, zodat hij wel mee moeten bewegen. Al zoenend belanden we op de ruime driezitter.
“Neuk me! Alsjeblieft, neuk me! Ik heb het nodig!” sis ik in zijn oor.
Ik laat hem los en meteen gaan mijn handen op zoek naar de riem die hij ongetwijfeld om zijn jeans heeft zitten.
“Ho! Wacht!” hoor ik hem probéren te zeggen, terwijl mijn mond nog aan de zijne plakt.
Wachten komt even niet in mijn woordenboek voor kerel, galmt het door mijn hoofd, gevolgd door: je bent nu mooi van mij. Mijn handen hebben succes en vinden zijn riem. Seconden later is die los en een tel daarna ook de bovenste knoop van zijn broek. Het volgende moment sjeest de rits al naar beneden en ongeduldig duw in de spijkerstof over zijn heupen. Met trillende handen, maar nu van opwinding, wil ik op zoek naar zijn harde pik, die achter de stof van zijn boxershort verstopt moet zitten.

“Nee, wacht nou,” sist hij duidelijk verstaanbaar nu. Maar ik wil van geen wachten weten. In het meer-dan-schemer-donker trek ik zijn onderbroek van zijn kont, worstel mijzelf omlaag, zodat mijn mond bij zijn mannelijkheid uitkomt, en ik die kloppende roede in mijn smachtende mond kan nemen. Ik open bereidwillig, ondertussen ook zo geil als boter, mijn mond en neem als het ware een hap.
“Niet…” hoor ik nog nèt uit zijn mond komen, voor een metalen stangetje van zijn peniskooitje mijn hoektand verbrijzelt. Wat een feest weer!
Toch ‘jammer’ dat ik voor het nieuwe jaar besloten had een zorgpolis zonder tandheelkunde en mèt maximaal eigen risico te nemen.

Thewa

© Thislexy, 2015.

maandag 16 november 2015

NBR Plaza. Thema "Natte Herfst"

Najaarsliefde

grijze wolken spoeden zich
als haastige forenzen in de spits
langs de grauwe lucht wegen
behoeven geen tom tom als gids

dikke druppels kletsen
vallen op ‘t voorraam uiteen
overstemmen de radioman
waar verdwalen zij heen

een stuurloos parelsnoer
mistig van benzinedampen
schijnt de middenberm tegemoet
bezwangerd door witte koplampen

mijn hart lonkt alweer
naar zij die op mij wacht
die mij op reis wil nemen
ook deze maanloze nacht

wiegen wij eendrachtig samen
als wilgen in de najaarswind
versmelten onze warme lijven
zij is ‘t die mij bemind

ruwe onbezonnen storm
blaast de bomen kaal
vult een slaapkamer
met liefdevolle taal

bevrijen zal ik haar
onder koest’rende dekens
ontdoen zal zij mij
van ouderdom’s tekens

mijn dorst en honger
zal zij lieflijk stillen
met haar zilte kut
warme ronde billen

morgenochtend echter
wacht de wind weer
mijn route in de eindeloze rij
ochtenspitsverkeer

de kantoordag lang zal ik zwoegen
‘n file die mij weer naar huis toe brengt
toont de altijd liefdevolle verschijning
van zij die mij herfstwarmte schenkt

grijze wolken spoeden zich
als haastige forenzen in de spits
ik lonk alweer, terwijl ik
mijn auto er weer tussen rits

<

vrijdag 13 november 2015

Thewa #5 : Spreken in talen

Niet lullen, maar poetsen!

Acht was ik, toen ik met mijn ouders en jongste zus vanuit Arnhem naar Amsterdam verhuisde. Ik kwam in een hele andere wereld terecht. De Amsterdamse kinderen van mijn leeftijd zagen er anders uit dan ik gewend was, spraken anders en wisten al redelijk waar Abraham de mosterd haalde.

Het was de tijd van de voorbereidingen voor een eerste landing op de maan, dus alles wat met astronauten te maken had, was reuze populair… in Arnhem. Gelderse schooljongetjes, ik dus ook, droegen stekeltjeshaar a la Neil Armstrong in die jaren. In Mokum droegen ze, ongeacht jongen of meisje, haar tot op hun schouders, op z’n minst. Dus mijn korte haardracht viel wel op, net als mijn zachte-g trouwens.

De woorden die mijn nieuwe klasgenoten gebruikten, lieten mij in totale verwarring achter soms. Zo gebeurde het, dat ik tijdens een van de eerste gymlessen iets heel aparts aangeboden kreeg.

“Hé pik, vanmiddag na schooltijd, krijg jij een beuk van mij.”
“Uh… oh.”
“Dus bij het hek blijven hè?”
“Uh… ja best.”

Uit de intonatie van zijn stem, het aanbod klonk alles behalve vriendelijk, maakte ik op dat ik waarschijnlijk niet op zijn beuk zat te wachten. Bovendien, waar laat je zo’n ding? We hadden wel een tuintje achter huis, maar daar stond al een larix, waar mijn moeder al chagrijn genoeg van had. Voor wie het weten wil, een larix wordt ook wel een lork genoemd. Hoezo; spreken in talen? Niet te verwarren met een hork overigens. Een hork laat in de regel geen naalden vallen, een larix, of lork, iedere winter opnieuw. Ik heb het aanbod overigens beleefd afgeslagen, door toch maar niet bij het hek te blijven staan. 

Toen ik uit Arnhem vertrok, had ik nog geen idee wat vadertje-en-moedertje-spelen werkelijk inhield. Ik wist dat er ‘iets’ voor nodig was, dat resulteerde in de geboorte van een baby’tje, maar je had mij niet moeten vragen wat dàt dan was. Provinciaalse achterstand zeg maar. De zedeloosheid van de grote stad, naar ik aanneem, had mijn Amsterdamse klas- en leeftijdsgenootjes al veel wijzer gemaakt op dat vlak. Op een dag vond een jong gozertje een kapotje in de struiken naast de school. Het ding werd op een stokje geprikt en triomfantelijk aan de toegestroomde menigte getoond.

“Kapotje! Kapotje!” galmde de stem van de eerlijke vinder tussen de muren van de gymzaal en de façade van het schoolgebouw. Er werd hardop gelachen en vele vingers wezen naar een, volgens mij, leeggelopen wit ballonnetje. Ik begreep de ophef niet. Wat ik ook niet snapte was waarom de hele groep gillend uiteen ging als de jongen zijn stokje, in willekeurige welke richting, op zijn omstanders richtte. Ze leken wel vies van een gebruikte ballon. Waarom gooiden ze dat ding niet gewoon in de prullenbak? Dat het geen ballonnetje was, maar een gebruikt condoom… ik had er geen idee van. Hadden ze tegen mij gezegd dat het een condoom was, dan had dat woord mij destijds nog niets wijzer gemaakt. Ik kende geen Abraham en had ook geen idee waar die zijn mosterd haalde. Het grote reclamebord bij de Luycks fabrieken in Diemen waarop stond: “Hier haalt Abraham zijn mosterd!” beschouwde ik niet als behulpzaam in deze.

De mysterieuze betekenis van vele tientallen woorden als kut, lul(len), pik(ken), smeris, joet, geeltje, neuken, kolere(lij’er) werden mij 'gelukkig' binnen de kortste keren duidelijk. Ook de hoofdstedelijke tongval beheerste ik al ras. Toen wij een half jaar later weer eens bij oude buren in Arnhem op bezoek gingen, werd ik er fijntjes op gewezen: “Lieve help, moet je die Amsterdammer horen praten…”
Zo anders dan: “Kolere, mot je die Mokumer horen lullen…”

(niet heel erg erotisch, wel behoorlijk autobiografisch :-) )
Thewa
© Thislexy, 2015