Haar scharlakenrode kuif stond fier overeind,
ten teken van haar voortplantingsdrift. Tevens een signaal naar andere
vrouwtjes om een eind uit haar buurt te blijven. De rivaliteit tussen ‘de dames’
tijdens het paringsseizoen was hoog. Zo hoog, dat ook niet-geslachtsrijpe
vrouwtjes werden aangevallen, door de rijpere, als ze te dichtbij kwamen. De geelgroene
schubben van haar ranke lichaam glommen in het schijnsel van de verre blauwe
zon waar haar planeet in een decennialange, elliptische baan omheen cirkelde.
Met haar vier ogen speurde ze de schemerige omgeving af
op zoek naar een plek om het dichte bladerdek in te kunnen duiken om daarna, op
de vaste grond kilometers onder haar, het paringsritueel voort te kunnen zetten. Het
mannetje dat zij voor de gelegenheid gevangen had, hield zich schuil in de
huidplooi onder haar kin. Het eeuwige surplus aan vrouwtjes op deze broeierige
planeet had ontelbare generaties geleden al voor de vorming van de opbergzak
gezorgd. Ze kon het mannetje tenslotte niet de hele tijd in één van haar zes
klauwen houden. Dat was veel te gevaarlijk. Al haar klauwen had ze namelijk
nodig om zich vast te kunnen grijpen aan de dunne twijgjes van het gebladerte. Als
zij zich niet goed vasthield, kon een onverwachts forse windvlaag haar zomaar
de atmosfeer in blazen. Gegeven de lage zwaartekracht duurde het soms dagen voor
ze weer ver genoeg naar beneden was gedwarreld om zich aan een takje vast te
kunnen grijpen. Alleen aan het einde van de maandenlange jacht op een mannetje
had ze heel even één klauw vrijgemaakt om hem te vangen en snel in de veilige
beschutting van haar eigen lichaam op te bergen.
Ze vond een geschikte opening in het bladerdek
en kroop erdoor, het nòg duistere deel van haar leefwereld in. Nu was het zaak
om langs een van de kilometerslange luchtwortels het grondniveau op te zoeken.
Klauw voor klauw werkte zij zich naar beneden. Een reis die vele tientallen aardse
uren in beslag zou nemen. Gaandeweg haar afdaling werd haar cloaca-achtige geslachtsopening
ontvankelijker voor het mannetje, dat op zijn beurt door zijn krappe leefruimte
steeds stijver en strammer werd tot hij uiteindelijke een haast catatonische
staat bereikte. Schrille schreeuwklanken, die vanuit de diepte tussen de kale boomstammen
weerklonken, kondigden de geslaagde paringen van haar soortgenoten aan en
stimuleerden haar om sneller af te dalen.
Met een schok ontwaak ik uit mijn halve nachtmerrie en kijk poezebeest recht in de ogen. Zij kijkt mij terug met een blik van: nu je toch wakker bent… ik zou wel wat brokjes lusten.
Geërgerd, maar ook opgelucht dat mijn enge droom voorbij is, sta ik op. Voortaan voor het slapen gaan toch maar geen uren achter elkaar Discovery Channel kijken, beloof ik mijzelf.
© Thislexy, 2017.
Door je duidelijke beschrijving kon ik me een voorstelling van de wezens maken... maar dat het een droom was, dat zag ik niet aankomen!
BeantwoordenVerwijderenAntoinette
Hoi Lex,
BeantwoordenVerwijderenTijdens het lezen kreeg ik beelden van een documentaire van BBC-Earth of iets dergelijks. De beelden van vreemde, mij onbekende, wezens uit de natuur en dan die donkere stem eronder die vertelt wat er gebeurt. :)
Een goed geschreven, sciencefictionachtig verhaal. Leuk!
groetjes,
Sandra