maandag 17 oktober 2016

De onderhoudsbeurt -- Thewa #16.

“Scha-at? Schatje? Kom je even boven?” Haar stem klinkt poeslief. Tè poeslief zelfs. Iets klopt er niet. Maar wat? Terwijl ik langzaam de trap oploop neem ik in gedachten nog een keer de gebeurtenissen van vandaag door.

Ik werkte vandaag thuis want de monteur voor de c.v. zou langskomen voor het jaarlijkse onderhoud aan de ketel. Mijn wederhelft was naar het werk, de kinderen naar school en kwamen pas 's middags thuis.
Klokslag halftien ging de voordeurbel. Ik legde mijn werk terzijde en liep naar de voordeur. Mijn mond viel open van verbazing toen ik de deur open had gedaan. Vóór mij stond namelijk een aller aantrekkelijkst vrouwspersoon met een gereedschapskoffer in haar hand.
“Goe-je-morgen!” klonk het, nog voor zij iets kon zeggen, uit mijn eigen mond.
Zo enthousiast begroette ik monteurs maar zelden. Onmiddellijk had ik spijt dat ik er in slobberkleding en ongeschoren bijliep.
“Goedemorgen. Marlies Henegouwen, firma De Blauwe Vlam. Ik kom voor het ketelonderhoud.”
Haar stem, rauw en hees tegelijk, wakkerde een vreemd verlangen bij mij aan. Ik heb wat met vrouwen die een ander stemgeluid hebben dan de doorsnee huisvrouw. Als ze er dan ook nog zó uitzien als Marlies…
“Kom binnen. Je weet de weg naar boven vast wel te vinden?”
In alle woningen in onze wijk hangen de ketels op zolder tenslotte. Met een prachtige glimlach om haar mond knikte zij ter bevestiging. Ik keek haar na toen zij de trap naar de bovenverdieping opliep. In mijn kruis begon zich iets te roeren. Virtueel gaf ik mijzelf een draai om mijn oren, verliet het halletje en ging de woonkamer weer in.
Koffie! Schoot er toen door mijn hoofd. Ze wil vast wel koffie. Met iets lekkers erbij.
Ik kwakte een koffiekussentje in ons koffiepruttelmachientje en keek in de koelkast naar de voorraad vreterijen. Ik kwam niet verder dan twee vergeten Tompoezen van de Hema.
Het zou zo maar eens kunnen dat die hun maximale houdbaarheidsdatum aardig benaderden. Toch waagde ik het erop. Niet veel later stonden er twee geurige kopjes koffie samen met twee gebakschoteltjes -met elk een Tompoes erop- op een dienblad, klaar om door mij naar boven gebracht te worden. Gegeven de vaardigheid van de monteurs van De Blauwe Vlam kon ik het mij niet permitteren om eerst uitgebreid de badkamer te bezoeken en mij toonbaarder te maken. Voor je het wist waren ze namelijk klaar met hun onderhoudswerkzaamheden.
Zodra ik de eerste voet op de zoldervloer zette zag ik dat zij haar uniformjasje erbij uitgetrokken had. Het werk, wat toch vaak mannenwerk is, had haar een mooi gespierd uiterlijk opgeleverd. Opnieuw roerde er zich iets in mijn kruis. Alleen liet het zich deze keer niet met een virtuele handeling temperen.
“Koffie?” vroeg ik haar zo onnozel mogelijk, “Kon het niet laten er wat lekkers bij te doen,” loog ik er meteen achteraan. Toen ik met dat dienblad in mijn handen voor haar stond, steigerde mijn pik al tegen de stof van mijn slobberbroek aan.
“En dat lekkers… zit dat boven of onder het dienblad,” hoorde ik haar zeggen.
Ik kuchte een keer ongemakkelijk en wist me met mijn houding geen raad. Geilen op een mooie vrouw is tot daaraan toe, maar als zij dat merkte… dat was even wat anders. Bovendien wakkerde zij met elk woord dat zij uitsprak de bloedtoevoer naar mijn pik alleen maar nòg meer aan.
Met een verleidelijke lach om haar mond kwam ze eerst voor me staan, vervolgens hurkte zij en verdween deels uit het zicht achter het dienblad. Het volgende moment greep zij mijn pik door de stof van mijn broek heen beet.
Mozes! Die heeft kracht in haar handen, dacht ik bijna hardop. In een oogwenk lag mijn broek op mijn enkels en had ze mijn pik echt in haar handen.
“Hmm, dat is een flinke jongen,” zei ze.
Ik was zo overrompeld dat ik geeneens antwoord gaf. Wat heet; kòn geven. Ze trok mij af zoals geen enkele vrouw dat ooit gedaan heeft. Ik geloof dat ik sterretjes zag. Om niet met dienblad en al om te donderen, sloot ik mijn ogen. Helemaal toen ik voelde dat haar warme mond zich om mijn eikel sloot. Met moeite smoorde ik een kreun achterin mijn keel. Nadat haar mond de lust bij mij nog verder had doen stijgen, stopte ze abrupt en kwam weer overeind. Ik keek haar aan, verbaasd en verheugd tegelijk. Marlies had een dierlijke blik in haar ogen.
“Zet de koffie maar even aan de kant zou ik zeggen, want ik voel dat we eerst wat anders te lessen hebben!” zei ze en nam daarbij het dienblad al uit mijn handen.
Luttele hartslagen later lagen we, zoals ze dat zo mooi noemen, in de Master Bedroom in elkaars armen op bed en zoenden er lustig op los. Het ene na het andere kledingstuk moest wijken. Bij mij was dat zo gepiept; slobberbroek en T-shirt lagen in no time op de grond.
Met name haar uniformbroek, een model tuinbroek, liet zich wat lastiger bedwingen.
Marlies stapte daarom uit bed en voerde een striptease showtje voor mij op. Langzaam trok ze eerst haar uniformbroek uit, toen haar overhemd. Als een volleert danseres streelde ze haar flanken en ging daarna met haar handen door haar haren. Als in een roes keek ik haar aan, totaal vergetend dat ik eigenlijk maar een keurig -dertien in een dozijn- getrouwd mannetje was. Het volgende moment ontdeed zij zich als een ware cancan danseres van haar rode bh’tje, die zij naar mij toegooide. Met mijn ogen volgde ik haar handen die naar haar kruis afdaalden. Links en recht op haar heup haakte zij een vinger achter de smalle reepjes elastiek die voor- en achterkant van haar broekje bij elkaar hielden. Zodra de rode stof van het slipje een paar centimeter gezakt was, sprong haar half-stijve pik tevoorschijn.
Dit was geen originele Marlies, maar een omgebouwde Marco!

Ik weet niet of ik geschreeuwd heb, hetzij van verbazing, hetzij van afschuw. Het moet haast wel. Wat ik zeker weet is dat Marlies heel snel weer naar zolder verdween en even later aangekleed en al de trappen af stormde met de mededeling: “Uw ketel kan er weer een heel jaar tegen hoor!”
Daarna hoorde ik hoe de voordeur dichtsloeg. De rest van de dag heb ik braaf mijn werk gedaan, krampachtig proberend te vergeten wat er zich ‘s morgens had afgespeeld.
De kinderen kwamen thuis en gingen boven op hun kamer huiswerk maken. Even voor zessen kwam moeder de vrouw ook thuis. We gaven elkaar een zoen waarna zij naar onze slaapkamer ging om háár slobberbroek en T-shirt aan te trekken.

Met een ‘er-kan-dus-niks-bijzonders-aan-de-hand-zijn’ houding steek ik tòch voorzichtig mijn hoofd om de hoek van de deur en vraag: “Wat is er, liefje?”
Met een gezicht dat op onweer staat wijst zij op een rood bh’tje dat nog op de gekreukte lakens ligt…

© Thislexy, 2016.



zondag 2 oktober 2016

Inzending Heel Nederland Schrijft schrijfwedstrijd.

Onlangs heb ik meegedaan aan een schrijfwedstrijd georganiseerd door HeelNederlandSchrijft. Mijn inzending staat hier: http://www.heelnederlandschrijft.nl/lezen/uit-de-lucht-gegrepen-4422

Daarnaast heeft men alle inzendingen (bijna 400) voor deze schrijfwedstrijd in een boek gebundeld. Het boek is te koop via de website van HeelNederlandSchrijft.

De opdracht luidde: schrijf een kort verhaal (400 woorden max.) met het thema: Stel je voor dat...

Voor het gemak staat de tekst van mijn inzending hieronder.



Uit de lucht gegrepen.

Stel je voor dat er geen hemel is, het is gemakkelijk als je het probeert.
Geen hel onder ons, boven ons alleen maar lucht…”


Via het in-flight entertainment system, een paar dure woorden voor een ‘hoe-voorkom-ik-verveelde-passagiers-knoppendoosje’, luister ik naar de rustige tonen van John Lennon’s liedje Imagine.
Zo’n dikke tien kilometer onder ons hebben een aantal mensen ruzie. Een fikse ruzie kun je wel zeggen. Ik weet niet of er een hemel is John, maar onder ons lijkt het helaas wèl de hel.
Dat Russische landjepik spelletje neemt hele verkeerde vormen aan.

Stel je voor er zijn geen landen, het niet moeilijk om dat te doen.
Niets om voor te doden of te sterven en ook geen religie.
Stel je voor dat iedereen in vrede met elkaar zou leven…”


Het zou die druktemakers daar beneden wel lekker buitenspel zetten als de wereld er zo uit zou zien. Gek genoeg beginnen die ruzies vaak met de ijdele hoop van één… gek. Toepasselijk hè? Hoe ze het dan voor elkaar krijgen om er zo’n hele meute bij te betrekken is mij altijd weer een raadsel.

Je kunt zeggen dat ik een dromer ben, maar ik ben niet de enige.
Ik hoop dat jij je ooit bij ons zult voegen en de wereld één zal worden…”


Ik voeg me maar al te graag bij jou en dat clubje dromers, maar aan mij alleen heb je niet veel. Ik ben al passivist in hart en nieren. Je moet eens kijken of je die gasten daar op de grond over kunt halen.

Stel je voor, géén bezittingen, ik vraag me af of je dat kunt.
Geen reden tot hebzucht of honger, een broederschap van de mensheid.
Stel je voor dat alle mensen de hele wereld delen…”


Je hebt gelijk man, nooit meer landjepik als we de wereld met z’n allen delen.

Je kunt zeggen dat ik een dromer ben…

Met een klap wordt het liedje afgekapt. Samen met bijna driehonderd andere vredelievende mensen tuimel ik richting aarde. Binnen luttele seconden wordt het door de ijzige kou en een gebrek aan zuurstof zwart voor mijn ogen. Die duisternis gaat een paar minuten later over in een helder verlichte tunnel. Aan het eind van die tunnel word ik opgewacht. Barst! Het is John in eigen persoon.
“Hé John, jij hier?!”