woensdag 27 juli 2016

La vie est belle… -- EWA bijeenkomst 30 juli 2016

De naweeën van twee wereldoorlogen zijn nog maar nauwelijks verstomd in het Parijs van 1948. De straten liggen er leeg bij, de winkels matig bevoorraad. De wereld is aan een nieuwe impuls toe. Frankrijk, Parijs, het zesde arrondissement, Rue de Seine en de daarin gevestigde Ceinturerie ook. François l’ Oiseau, eigenaar van het familiebedrijf, heeft een maand geleden afscheid genomen van Jasmin, een destijds nog door zijn vader aangenomen winkeljuffrouw. Jasmin, twintig jaar ouder dan François, is met pensioen. Haar vervangster heet Edlynne en zij is op haar beurt weer twintig jaar jonger dan François. In alle opzichten is Edlynne anders dan Jasmin. Ze is jong, vrolijk, optimistisch, lang en slank, donkerblond met groene ogen en zij bruist van de energie. Energie die François nodig heeft om niet in te kakken en samen met de hele winkelvoorraad te verstoffen.

In het quartier Pigalle vermaakt Edlynne zich perfect in de weekenden. Ze is kind aan huis in de vele etablissementen die ‘duistere’ achterkamertjes hebben waar ‘rare’ dingen gebeuren. Waar mannen en vrouwen zich in kleding van uiteenlopende materialen tonen of in die van de andere sekse. Waar mannen mannenliefde zoeken of vrouwen juist vrouwenliefde. Waar vraag en aanbod van ongebruikelijke seksuele wensen en voorkeuren elkaar kunnen treffen. Allemaal in het geniep, onzichtbaar voor de onwetende buitenwereld. Edlynne speelt daar graag. Met mannen die door vrouwen òf vernederd, òf vastgebonden, òf geslagen willen worden. Of dat misschien zelfs wel “èn, èn, èn”. Ook bedient zij vrouwen die zulks willen ondergaan, of die dat juist een vrouw aan willen doen. De werken van Leopold von Sacher-Masoch worden, nog geen eeuw nadat zij aan het papier werden toevertrouwd, in de achterafkamertjes en masse in de praktijk gebracht. Het heeft als prettige bijkomstigheid dat de vraag naar gereedschap is gestegen. Gereedschap in de vorm van allerhande middelen om iemand ergens aan vast te kunnen maken bijvoorbeeld. Touwen maar ook riemen vinden gretig aftrek bij de lokale middenstand. De winkel van François plukt hier tot nu toe niet de vruchten van. Toch zag Edlynne onmiddellijk de potentie van een winkel als de Ceinturerie toen ze daar kwam solliciteren. Nu is het alleen zaak om François de ogen te openen voor deze vreemde maar lucratieve markt.

Tegen het middaguur komt Edlynne, vrolijk als altijd, via de achterdeur de winkel binnenlopen. Het is maandag en de winkel gaat pas na het middaguur open.
“Monsieur François… Een welgemeend goedemorgen!”
“Hallo Edlynne, goed weekend gehad?”
“Zeker monsieur, dank u wel. Al is mijn derrière nog wel wat gevoelig.”
“Pardon?”
De verbazing is van François’ gezicht af te lezen. Hoorde hij haar het woord ‘derrière’ bezigen? Parbleu!
“Ja monsieur, mijn billetjes zijn nog gevoelig,” fluistert ze als ze vlakbij is en hem met haar glinsterende groene pretogen aankijkt, “en u wilt vast weten hoe dat komt.”
Stamelend weet hij uit te brengen dat dat niet het geval is.
“Oooh, maar monsieur François…. U hoeft daarover niet tegen mij te jokken. Ik heb al heel veel mannengezichten gezien. Mannen als u, die het ene zeggen maar het andere denken.
En ik wéét, monsieur, ik weet wat u denkt.”
Het schaamrood stijgt François nu naar het hoofd. Enerzijds omdat zij zijn geveinsde verontwaardiging onmiddellijk doorhad en anderzijds vanwege het voor deze eeuwige vrijgezel toch wel onwennige gespreksonderwerp.
“Ik wil u graag een schets laten zien, monsieur. Op die schets staat een… uh… een kostuum. Gemaakt van leren riemen. Ik zou van u graag willen weten of u een dergelijk iets kunt maken.”
“Een kostuum? Van riemen?”
Opnieuw laat de verbazing zich niet verhullen bij François. Edlynne opent haar tasje en haalt de tekening tevoorschijn. Zij vouwt het papiertje open en geeft het aan François. Bij het zien van de tekening valt zijn mond open. Zijn ogen schieten heen en weer tussen het plaatje en Edlynne’s gezicht.
“Maar…maar…dat is helemaal geen kostuum. En zij heeft geen eens kleren aan!”
Het komt er plompverloren uit en Edlynne schiet eventjes in de lach.
“U heeft helemaal gelijk, monsieur. Maar kunt u het wel maken?”
“Maken? Ja natuurlijk kan ik dat wel. Ik ben een vakman, juffrouw! Maar zulke vulgaire zaken wil ik niet maken.”
“Ook niet als ik u zeg dat u het kunt verkopen voor vijfenvijftigduizend frank?”
“Vijfenvijf…?! Maar ik zeg je toch dat ik ze niet ga maken!”
Ogenschijnlijk verontwaardigd propt hij de tekening terug in Edlynne’s handen.
Hij opent zijn mond om nog wat te zeggen, maar op dat moment kondigt de winkelklok met twaalf melodieuze gongslagen het middaguur aan.
“Uh... je mag de winkeldeur openen, Edlynne. Nu meteen!”
Hij wijst naar de winkeldeur, alsof Edlynne niet zou weten waar die zich bevindt.

De rest van de dag komen ze allebei niet op het onderwerp terug. De aanloop is de hele middag minimaal. Als de winkel aan het einde van de dag weer gesloten is, komt François onverwachts toch op het onderwerp van hun discussie rond het middaguur terug.
“Hoe weet een juffrouw als jij nu van dat soort zaken, Edlynne? Dat wat je mij liet zien vanochtend.”
“Het is een lang verhaal, monsieur. Maar laten we zeggen dat ik blij ben dat ik ervan afweet. Het heeft mijn leven rijker en interessanter gemaakt.”
François zucht en schudt meewarig zijn hoofd.
“Wat is hemelsnaam het nut van zo’n… kostuum… zoals jij het noemt?”
“Dat, mon cher monsieur François, laat zich het beste in de praktijk uitleggen. Als u aanstaande zaterdagavond vrij wilt houden, zal ik het u laten zien.”
Nog voordat François na heeft kunnen denken over dit hoogst ongebruikelijke aanbod wenst Edlynne hem een fijne avond. Ze verlaat de winkel even opgewekt als zij hem ’s morgens had betreden en ook nog eens via dezelfde deur.
De rest van de werkweek komt het onderwerp ook niet meer ter sprake. Wel spookt het bij François al die tijd door zijn hoofd. Iets in dat plaatje heeft hem gechoqueerd, maar dan wel op een prettige manier.

Zaterdags is de winkel slechts tot het middaguur geopend. Edlynne begint de dag meteen al door François te herinneren aan haar voorstel. Hij geeft aan er nog geen tijd voor te hebben gehad om erover na te denken. Iedere keer als zij -al dan niet toevallig-  die ochtend oogcontact hebben, glisteren haar ogen alsof zij alweer weet wat het antwoord van François zal zijn. Pas als de winkeldeur weer op slot gedraaid is en er geen klanten meer binnen kunnen komen, komt het hoge woord eruit bij François.
“Edlynne, ik heb dingen te doen vandaag. Wat ben je precies van plan mij vanavond te laten zien?”
“Monsieur François, ik wil u meenemen naar een plek waar dromen waarheid kunnen worden. Waar niets gek of abnormaal is, waar alles discreet en met respect gebeurt. Waar meisjes rondlopen, slechts gekleed in zulke riemen als op dat schetsje of nog veel minder. Waar je vrij kunt zijn. Echt vrij in je doen en laten. Waar je je fantasieën de vrije loop kunt geven. Wàt je ook in je stoutste dromen bedacht hebt, je zult zien dat je niet de enige met zulke wensen of gedachten bent. Waar je beseft dat raar niet bestaat, alleen variatie. Waar eenzaamheid in rook opgaat en plaats maakt voor verbondenheid en vriendschap. Misschien zelfs wel voor liefde.”
De blik in François’ ogen wordt een beetje wazig. Zijn mond droog. Edlynne ziet hem slikken zoals ze zo velen vóór hem heeft zien slikken. Van verbazing, van ongeloof, van pure euforie, van…van alles eigenlijk. Zo ook heeft ze mannen en vrouwen in huilen uit zien barsten. Omdat zij eindelijk beseften niet de enige op deze wereld met bepaalde wensen, behoeften of fantasieën te zijn. Die in zo’n geheim kamertje midden in het quartier mogen voelen wat ze altijd al hebben gevoeld maar ver weg hadden gestopt. Die beseffen dat de façades waarachter vele mensen zich verschuilen misschien wel soortgelijke behoeften voor de godvrezende buitenwereld afschermen.
“Waar en hoe laat?” is het enige dat hij na een kort stilzwijgen vraagt.

De hemel is al donker als François en Edlynne elkaar op de afgesproken plaats en tijd ontmoeten. François is duidelijk gespannen en Edlynne probeert hem op zijn gemak te stellen.
“Ik weet zeker, François, dat je een geweldige avond zult hebben. Uiteraard blijf ik de hele tijd bij je. Als je dat wilt natuurlijk. Kom, dan gaan we daar naar binnen.”
Edlynne wijst naar een uiterlijk onopvallend kroegje dat de naam ‘Chez Josephine’ heeft. Josephine zwaait er al jaren de scepter niet meer, maar dat verhindert niet dat Edlynne en haar patron met alle egards worden ontvangen. Na een kalmerend glaasje wijn aan de bar genuttigd te hebben smoest Edlynne even met de bartender. Zijn blik kruist die van François dan kijkt hij Edlynne weer aan en maakt dan een beweging met zijn hoofd. Edlynne wenkt François en samen stappen ze achter de toog om vervolgens een deur door te gaan. Ze komen in een halletje waar drie deuren op uitkomen en een opening met een trap naar boven.
“Momentje monsieur François.”
Een tel later klinkt het geluid van een zoemer. Op dat moment pakt Edlynne de deurkruk van de deur rechts van hen en opent hem.
“Kom maar achter mij aan, maar sluit wel de deur goed achter je.”
Achter de deur bevindt zich een trap die naar beneden, naar het souterrain, leidt. Zodra François de deur achter zich dicht doet klinkt weer het geluid van zojuist en wordt de deur elektrisch vergrendeld. Onderaan de trap opent Edlynne een volgende deur. Deze geeft toegang tot een lange gewelfde gang die zich over een aanzienlijke lengte uitstrekt.
Aan weerszijde van de gang bevinden zich eveneens gewelfde ruimtes, die soms met gordijnen, soms met een deur of een enkele keer zelfs met tralies afgesloten zijn. De gang is schaars verlicht met gloeilampen op plaatsen waar heel vroeger misschien fakkels of kaarsen hebben gehangen.
Er dringen geluiden François’ oorschelp binnen die hem mysterieus en onbekend voorkomen. Een man, gehuld in een zwart leren broek en dito vest, komt naar hen toegelopen. Zodra hij Edlynne herkent verschijnt er een grote lach op zijn gezicht.
“Hoi lieve schat… Wat zie ik? Heb je gezelschap bij je vandaag?”
“Voor de verandering kom ik eens niet alleen, Gustave. Weet jij of Claire al binnen is?”
“Ja ik heb haar gezien, ik denk dat je haar bij het schandblok kunt vinden,” antwoordt Gustave terwijl zijn hand in de richting van een van de ruimtes wijst. Edlynne pakt François bij zijn mouw en trekt hem mee. Ze stoppen voor dikke zwarte velours gordijnen die de aangewezen ruimte aan het oog onttrekken.
“Claire, ben je hier?” zegt Edlynne op een gedempte toon.
Een paar tellen later verschijnt er een hoofd tussen de gordijnen. Een gulle lach siert het gezicht zodra ze Edlynne ziet staan. Dan stapt de vrouw de gang in en laat daarmee François’ hart een slag overslaan. De vrouw gaat gekleed als het figuurtje op de tekening. De dames zoenen elkaar op de wangen. Dan neemt zij met een frons boven haar ogen François van boven tot onder in haar op.
“Heb je een introducé meegenomen meisje?”
“Zeker Claire. Dit is de man van de ceintuurwinkel waarover ik verteld heb,” antwoordt Edlynne.
Nog steeds enigszins verbouwereerd blijft François haar zwijgend aankijken, waarop Claire haar hand dan maar uitsteekt en zichzelf voorstelt.
“En hoe mogen wij jou noemen?” vraagt zij aan hem.
Verbaasd over haar vraag kijkt hij Edlynne aan, die hem te hulp schiet.
“Meneer hier wil graag Tédécé genoemd worden,” besluit zij, nadrukkelijk knikkend in de richting van François.
Een kort knikje met zijn hoofd in de richting van Claire bevestigt dit, al weet hij zelf even niet wat Edlynne bedoelt. Claire helaas ook niet, dus vraagt zij het aan François.
Opnieuw helpt Edlynne hem uit de brand en voert het woord.
“Maar Claire, Tédécé staat natuurlijk voor travailleur du cuir. Meneer’s vakgebied.”
“Aaah, monsieur Tédécé! Nu valt het muntje bij mij pas,” lacht Claire.
“Wat vindt u van mijn robe des ceintures?” vraagt zij terwijl zij elegant om haar as draait zodat François de achterkant ook kan bekijken.
Voor het eerst kan François ongegeneerd naar de ‘jurk van ceintures’ kijken. Verschillende horizontale riemen omsluiten haar bovenlichaam en komen samen aan de voorkant.
Haar tepels zitten netjes verstopt achter een van de riemen. Aan de riem rond haar heupen is dunne leren franje aangebracht, waardoor het slecht te zien is of zij een broekje of iets dergelijks eronder draagt. Op de rug zijn de riemen door middel van dunne metalen ringen met elkaar verbonden en glijden daardoor niet van haar romp.
“Het staat u werkelijk fantastisch, Claire,” klinkt het wat hees uit François’ keel. Dan met een wat vastere stem zegt hij: “Maar de kwaliteit kan beter. Mag ik?”
Met een handgebaar in de richting van Claire’s kledingstuk geeft François aan iets te willen laten zien. Een knikje van Claire is genoeg om François het vertrouwen te geven dat hij verder mag gaan.
“De naden lopen niet mooi parallel. Kijk, hier niet en hier ook niet. Dit leer had nooit zo gesneden mogen worden. Leer dien je met de nerf mee te snijden,” vertelt hij zo kalm en vakkundig als hij kan terwijl zijn vinger nerveus trillend de nerf toont.
“Ik wil dat je twee robes des ceintures voor mij maakt Tédécé. Een zwarte en een rode.
Kun je ze volgend weekend af hebben?”
Overrompeld door de kordate uitspraak van nota bene een vrouw en de onverwachte opdracht stamelt François een haastig: “Ja, ja, zeker wel”, waarna Claire zich weer over de persoon achter de gordijnen wenst te ontfermen.

Sinds die eerste opdracht is er veel voor François veranderd. De zaken floreren weer, precies zoals Edlynne had verwacht. Maar er is veel meer anders dan anders. Als er klanten in de winkel zijn, spreekt Edlynne hem nog aan met monsieur François, maar de rest van de tijd heet hij Tédécé, of Tédécétje als ze hem extra liefkozend toespreekt.
Tédécé op zijn beurt is niet alleen blij met de toegenomen omzet, maar ook dat hij nu een mevrouw mag dienen, zijn eigen Mevrouw Edlynne. Het heeft zijn leven interessanter en rijker gemaakt dan al het extra geld van de nieuwe klandizie bij elkaar. Hij is zo energiek als een dertiger en zijn status als eeuwige vrijgezel heeft hij ook vaarwel mogen zeggen.
’s Avonds, als het werk gedaan is, mag hij voor zijn Mevrouw schetsen maken van nieuwe, uitdagende, gewaagde kostuums. De echte traktatie volgt als hij de eerste versies van zijn creaties om het lichaam van zijn Mevrouw mag passen en haar goedkeurende woorden zijn oorschelp vullen


La vie est belle…


© Thislexy, 2016.

woensdag 22 juni 2016

Een benauwde situatie. Thewa #12

“Mozes! Wat mij gisteren is overkomen, pik!”
Het Amsterdamse accent van mijn zichtbaar aangeschoten ‘buurman’ in de bar vult onverwachts mijn oorschelp. Het bloed in zijn alcohol voorkomt dat hij door heeft dat wij elkaar niet kennen.
De term ‘pik’ is in deze weliswaar vriendschappelijk bedoeld, maar zijn vriend ben ik toch echt niet.
Zijn omvangrijke bierbuik van minimaal middelbare leeftijd port tegen mijn zij. De penetrante geur van vers verbrande zware shag vermengd met het bouquet van veel bier in een te lege maag dringt mijn neusgaten binnen. In een reflex sluit mijn keel zich hermetisch af. Enerzijds om verder binnendringen van die stank tegen te gaan, anderzijds om mijn maaginhoud binnen te houden.
Terwijl ik juist probeer om een beetje afstand tussen hem en mij te bewaren slaat hij zijn dikke, zweterige, getatoeëerde arm om mijn nek. Zijn achter vet veterhaar verstopte voorhoofd drukt hij kort tegen de zijkant van mijn hoofd, wat de walm merkbaar intensiveert. Zijn arm klemt zo stevig om mijn nek dat ik mijn bloed in mijn oren hoor pulseren.
Meelullen, denk ik bij mijzelf en antwoord: “Nou… wat dan?”
“Leg ik gistermiddag met Anneke, de vrouw van mijn beste vriend Jos, een wippie te maken.
Komt Jos onverwachts thuis. Dus hup… ik het bed uit en verstop me in de kast.”
Ik kijk hem aan met een blik van; je kon werkelijk niets beters bedenken…?
Hij gaat ondertussen onverdroten verder met zijn relaas.
“Jos komt de trap op en loopt de slaapkamer binnen. Ik hoor hem aan Anneke vragen waarom ze in bed legt. Die troela zegt ze dat ze misschien wel een hartaanval heb. Dus hup, Jos rent meteen als een dolle de trap weer af en roept iets van: blijf legge, ik bel één-één-twee! Met Jos effe uit beeld, wil ik de kast weer uit en doe de deur open. Hun zoontje komt op het geroep af en rent net op dat moment hun slaapkamer in. Dus ziet ‘ie mij in de kast staan. Hup jochie zet een keel op en sjeest naar beneden, achter Jos aan. Ik trek de kastdeur maar weer dicht. Duurt effe, komt Jos weer naar boven stormen, met dat joch in z’n kielzog en rukt hup de kastdeur weer open. Wat denk je dat ‘ie zegt?”
Ik vrees dat ik het weet, maar schud wijselijk mijn hoofd terwijl ik mijn schouders ophaal.
“Zegt ‘ie harstikke boos: nou jij bent ook een lekkere, laat je mij helemaal naar beneden rennen om één-één-twee te bellen. Had je dat niet effe zelf kenne doen?”
“Nou jaaa… En die noemt zich jouw beste vriend?” piep ik zo verontwaardigd mogelijk vanuit het achterste van mijn keel.
Het helpt, de verwurging wordt opgeheven. Zichtbaar tevreden dat ik het met hem eens ben grijpt hij mijn hoofd met twee kolenschophanden beet en geeft mij de smerigste zoen op mijn wang die ik ooit van mijn leven heb gehad.
“Vanaf nu ben jij mijn beste vriend, pik,” mompelt hij geëmotioneerd terwijl een traan over zijn ongeschoren wang biggelt en zijn hand naar het nog halfvolle fluitje op de bar grijpt.
Ik heb met hem te doen maar het vriendschapsaanbod zal ik stilzwijgend moeten weigeren.


Als ik een half uurtje later naar huis loop ben ik best wel opgelucht. Want ´a´ die Jos is echt de stomste vent van het noordelijk halfrond en ´b´... ik weet nu eindelijk tegen wie hij het had terwijl ik mij al die tijd achter het gordijn verborgen hield sinds er was aangebeld.

© Thislexy – 2016

maandag 30 mei 2016

Verstoorde zondagmiddagrust – EWA 28 mei

“Ooooh Eddieieieie!” jammert mijn lieve vriendin Pauline.
“Rustig maar. Het is hartstikke veilig,” sus ik, “we zijn zo boven.”
Trillend als een rietje klampt zij zich aan mij vast terwijl zij haar neus tegen mijn shirt drukt. Ik sla ook mijn andere arm om haar heen en geef een kus op haar blonde haren.
Ik geef toe dat het bouwliftje soms wat angstaanjagende geluiden en schokken maakt. Het open traliewerk laat de wind onbelemmerd door, wat misschien ook wel aan haar angst bijdraagt. Zelf, als hoofd bouwopzichter, neem ik zulke liften zeer regelmatig. Ik kijk er al lang niet meer van op.
Met een abrupte schok komt het apparaat op de twaalfde verdieping, de op één na hoogste, tot stilstand. Ik schuif de deur omhoog en help Pauline uitstappen.
“Mijn God, wat een eng kutding is dat zeg. Ik ga wel lopend terug,” foetert zij.
Ik haal hoofdschuddend mijn schouders op.
“Daar kom je nog wel van terug,” grinnik ik.
Er zijn nog geen betonnen trappen in het trappenhuis geplaatst. Alleen krakkemikkige houten laddertjes verbinden de verdiepingen. Ik zie haar daarlangs nog niet afdalen.
Ik leef in de wetenschap dat we hier maar met z’n tweeën zijn, het is zondag tenslotte.
Omdat de deur van de lift nog open staat kan ook niemand anders de lift oproepen en onverwachts naar boven komen. En niet geheel onbelangrijk: niet iedereen heeft de sleutel van het hek dat om de bouwplaats staat. Een bescheiden voordeel van mijn beroep deze keer. Ik pak Pauline bij haar arm, trek haar tegen mij aan en begin haar te zoenen. Haar tong zoekt onmiddellijk contact met die van mij. Mijn handen glijden langs haar rug naar beneden en kneden die heerlijke billen van haar. Ondanks dat we nog maar zoenen, komt er al een eerste kreuntje over haar lippen. Nadat ik de kus verbreek doe ik een stap achteruit. Verwachtingsvol kijkt zij mij aan. We zijn namelijk allerminst voor het fantastische uitzicht naar deze etage gekomen. Uit de kontzakken van mijn jeans haal ik twee stukken touw en laat ze overduidelijk aan Pauline zien. Ik zie haar slikken.
Zij weet wat ik daar mee wil doen. Met mijn hoofd een beetje schuin kijk ik haar indringend aan. Zonder dat ik er verder nog een woord aan toe hoef te voegen, gaat zij in de gewenste positie staan. Benen licht uit elkaar, handen met de vingers ineen tegen haar achterhoofd, blik naar de grond gericht. Op mijn gemak loop ik een rondje om haar heen.
“Goed zo, meisje,” zeg ik zachtjes, “keurig hoor.”
“Dank u, Mijnheer,” zegt zij amper hoorbaar terug.
“Kom maar even met mij mee.”
Ik hang de touwen over mijn schouders. Dan pak ik haar bij haar nek en duw haar voorzichtig maar daadkrachtig naar voren, waardoor zij begint te lopen. Bij een van de betonpilaren laat ik haar stoppen. Dan haal ik twee veiligheidshekjes weg bij een grote rechthoekige opening in de vloer waar ooit het trappenhuis gaat komen. Één hekje zet ik een halve meter, haaks, vóór de pilaar waar Pauline zich zo meteen van haar kleding mag ontdoet. Het andere zet ik een klein stukje verderop.
“Trek je jurkje maar even uit, meisje. Hang het daar maar over,” zeg ik, wijzend naar het tweede hekje.
“Hier, Mijnheer?”
“Inderdaad, meisje.”
Ik zie twijfel in haar ogen als zij de lege ruimte om ons heen nogmaals bekijkt.
“Het is veilig, meisje. Niemand komt naar boven en niemand kan ons zien. Vertrouw me.”
“Ja, Mijnheer.”
Ik haal de touwen van mijn schouders en geef ze aan haar.
“Waar wilt U deze, Mijnheer?”
“Over dit hekje.”
“Jawel, Mijnheer,” antwoordt zij en hangt de touwen keurig netjes naast elkaar over het hekje.
Gedwee, maar met zichtbare opwinding, begint Pauline aan haar eerste opdracht. Met een groeiend verlangen zie ik hoe zij de rits van haar zomerjurkje laat zakken, vanuit haar nek tot net boven haar billen. Dan schuift zij de schouderbandjes één voor één van haar schouders en laat de zoom tot nèt boven de stoffige vloer zakken. Behendig stapt zij been voor been uit het jurkje, vouwt hem dubbel en hangt hem keurig netjes over het andere hekje.
Vóór mij staat een prachtige jonge vrouw. Mooie lingerie in de vorm van een sexy zwart kanten setje siert haar ranke lichaam. Haar voeten gehuld in pumps met hoge hakken. In mijn kruis groeit het verlangen om met deze vrouw de lust te bedrijven. Vrijen bewaren we graag voor de momenten dat het comfort van een riant tweepersoonsbed beschikbaar is. Hier, op de twaalfde verdieping van deze kale betonkolos in wording, zal onze lust zegevieren.
“Je slipje,” zeg ik streng.
Mijn stem trilt al een beetje van de adrenaline merk ik. Onmiddellijk voldoet Pauline aan mijn opdracht. Met dezelfde sierlijkheid stapt zij uit het half doorschijnende stukje kant en hangt het bij haar jurkje.
“Linkerpols.”
Een paar tellen later heb ik er een van de touwen omheen geknoopt. Ik pak haar opnieuw bij haar nek en manoeuvreer haar zo dat zij met haar bovenbenen tegen het hekje komt te staan. Als ik een paar keer tegen de binnenkant van haar benen tik, spreidt zij haar benen tot haar voeten naast de steunen van het hekje staan. Met het tweede touw bind ik haar enkels aan het hekje vast. Dan ga ik achter haar staan en laat mijn hand over haar rug naar beneden glijden. Het kippenvel groeit even op haar armen. Terwijl ik hurk laat ik mijn hand via haar bilnaad naar haar kutje gaan. Een duidelijke huivering trekt door haar lichaam als ik haar schaamlipjes aanraak. Pauline begint hoorbaar te ademen en ik zie hoe zij haar hoofd achterover gooit als mijn vingers op de tast naar haar opening gaan. Een kort gromgeluidje echoot over de lege verdieping als mijn vingers hun doel vinden en naar binnendringen. Na een paar snelle op- en neergaande bewegingen, trek ik mijn vingers uit kaar kutje. Ik kom overeind en ga naast haar staan. Met mijn nog schone hand grijp ik haar bij haar haren.
Met zachte dwang duw ik haar neus tegen mijn andere hand die ik voor haar gezicht houd.
“Ruik maar eens hoe geil jij bent, meisje.”
Mijn meisje snuift haar eigen zilte geur op. Met haar tong likt zij langs haar lippen.
“Héél geil! Nietwaar, meisje?”
“Zeker, Mijnheer,” kreunt zij zachtjes.
Eerst laat ik haar weer los, dan pak ik het stuk touw dat om haar pols zit. Met het uiteinde ervan in mijn hand loop ik een rondje om de pilaar waar wij vóór staan. Zodra ik weer naast haar sta begin ik aan het touw te trekken. Haar arm beweegt omhoog, tot deze horizontaal wijst. Ik trek verder, waardoor Pauline voorover moet buigen tot zij met haar onderlichaam op het hekje rust.
Nu pak ik haar rechterpols en knoop het touw daar ook omheen. In mijn broek is inmiddels nog nauwelijks plaats voor mijn stijve. Voor mijn gevoel staat de stof op het punt om open te scheuren en mijn pik op barsten. Ik heb slechts luttele seconden nodig om achter mijn meisje te gaan staan en mijn pik de vrijheid te geven waar hij zo naar verlangt. Met een beetje spuug, samen met het voorvocht dat zich al gevormd heeft, maak ik mijn eikel glad en klaar voor een soepele penetratie.
“Kan ‘ie, meisje?”
“Graag, Mijnheer,” antwoordt zij hees.
Als een warm mes dat door de boter snijdt, glijdt mijn pik haar natte kutje binnen. We kreunen allebei als mijn heupen voor de eerste keer tegen haar billen tot stilstand komen.
Dan begin ik haar te neuken. Een ander woord heb ik er niet voor. Platvloers neuken. De klanken die wij daar beiden bij uitstoten galmen tussen de betonnen vloeren en pilaren heen en weer. Ik neuk haar zoals ik haar neuken wil en Pauline geniet met mij mee. Één hand zet ik op haar heup en bepaal daarmee het ritme waarmee zij tegen mij aan mag rijden, met mijn andere hand grijp ik haar haren en trek er hard aan. Kreunend holt zij haar rug en voelen wij allebei dat haar kutje nog strakker om mijn pik klemt. De lust is zo groot dat enkele minuten later al de poten van het hekje krassend over de betonvloer schuren wanneer ik met de laatste paar harde stoten mijn zaad in haar kutje spuit.
Gillend en schokkend komt mijn meisje op dat moment ook klaar.

Een mooiere manier om de plaatselijke zondagmiddagrust te verstoren kan ik mij niet voorstellen, bedenk ik mij inwendig lachend. Zodra we allebei weer wat op adem zijn pak ik mijn telefoon.
“Je staat er zó geil bij, meisje, daar moet ik gewoon even een fotootje van maken,” zeg ik trots.
Pauline draait haar hoofd om waardoor zij niet herkenbaar op de foto zal komen. Zodra we weer thuis zijn zullen we, zoals we wel vaker doen, de foto op onze blog van een social media-site zetten.
De lichtinval maakt dat ik het beeld van Pauline op de display van mijn telefoon nauwelijks kan zien. Terwijl ik aandachtig naar het schermpje blijf kijken loop ik achteruit, op zoek naar een beter standpunt. Vanuit mijn ooghoek zie ik plotseling dat ik door een opening in een rijtje veiligheidshekjes ben gelopen…

Het laatste dat Pauline ooit van háár Eddie heeft gehoord zijn een ijzingwekkende schreeuw en seconden later een doffe plof. Zij ‘eerde’ hem met een inscriptie op zijn grafsteen:

“Mijn Eddie, zijn hoogtepunt kwam letterlijk voor de val.

© Thislexy – 2016


donderdag 26 mei 2016

Weekendje Brugge. Thewa # 11, Strand - Jurk - Verdriet

De zon schijnt regelmatig tussen de bewolking door, de vogels fluiten -vermoed ik- en onder mij snort de four-cylinder sonoor met drieduizend omwentelingen per minuut. Walcheren, ik ken het alleen van VVV foldertjes, is mooier dan ik had verwacht. Vanaf de dijk langs de kust heb ik een prachtig uitzicht op de zee aan de ene kant en aan de andere kant over de landerijen die in 1953 werden getroffen door die verschrikkelijke watersnoodramp. Pas laat in de middag wil ik in het Belgische Brugge zijn, waar ik een hotelkamer heb gereserveerd. Ja, deze jongen heeft een weekend voor zichzelf geregeld, op de motor. Lekker een paar dagen alleen.

Op een kruising in Domburg trekt een wegwijzer met de plaatsnaam Zoutelande mijn aandacht.
Ik vraag mij af of die naam vóór de ramp al bestond en besluit gewoon die kant op te rijden.
Eens kijken of het allemaal ‘nieuwbouw’ is wat daar staat. Eerst moet ik nog door Aagtekerke,
maar dat kost niet meer dan een minuut, zo klein is dit dorpje. Dan, als ik nèt de Koekoeksweg op gereden ben, maakt mijn motor plots een raar geluid, begint te horten en te stoten en slaat pardoes af. Snel trek ik de koppelingshandle in en kan de motor uit laten rijden tot aan een verharding in de berm die naar een naastgelegen weiland leidt.
Snel controleer ik mijn motor. Benzine moet ik nog zat hebben. Heb vanochtend nog getankt, vlakbij Vierpolders. Stroom heb ik ook nog want mijn verlichting brandt en de startmotor draait zijn rondjes als ik de startknop indruk. Toch wil mijn trouwe tweewieler niet tot leven komen. Het is voor het eerst dat ik met motorpech ergens strand. Eerst de Wegenwacht maar eens bellen. Lang leve de GSM. Een vriendelijke telefoon-mevrouw zet mijn melding in het Wegenwacht pechhulp systeem maar moet mij tevens waarschuwen voor een lange wachttijd. Met een ‘er zit niks anders op’ en een bedankje sluit ik het gesprek af. Het wachten wil ik veraangenamen door te genieten van waar ik ben. Achter mij, op het weiland, komt op dat moment een trekker tot stilstand. Een ranke Zeeuwse blondine met een gezonde blos op haar wangen klimt de cabine uit en loopt naar het hek.
“Ik wou er graag even langs,” zegt zij, terwijl zij het hek opent.
Ik steek mijn duim in de lucht, neem het motorstuur in mijn handen en duw de motor aan de kant. Ondertussen is de blondine weer in de cabine geklommen en rijdt de trekker tot net buiten het hek.
“Zal ik het hek voor je dichtdoen?!” roep ik in een poging het geluid van de trekker te overstemmen en om tevens te voorkomen dat zij nog een keer de trekker uit moet klauteren, het hek dicht moet doen en dan weer de trekker in moet klimmen. Tot mijn verbazing zet zij de motor van de trekker af. Terwijl ik mij opnieuw van de weldadige stilte om ons heen gewaar word, constateer dat de vogeltjes inderdaad fluiten, komt zij opnieuw uit de cabine en gaat naast mij staan.
“Kun je je motor niet beter daar neerzetten?” zegt zij, terwijl zij met haar arm naar een boerenerf aan de overkant van de weg wijst.
“Ik zou het zo doen,” antwoord ik, “maar hij start niet meer.”
“Heb je de Wegenwacht al gebeld?” vraagt ze. Ik knik.
“Gaat nog wel even duren, zeiden ze,” vul ik aan.
Er verschijnt een lach om haar mond om van te smelten.
“Jij lust vast wel een biertje?” zegt ze.
Vragend kijk ik haar aan.
“Neem de motor maar mee,” klinkt het nog voor ze haar trekker weer in klimt, hem start, de straat oversteekt en het boerenerf oprijdt. Het is tamelijk uitgestorven op de Koekoeksweg, dus zonder problemen weet ik mijn motor naar de overkant te duwen.
“Start hem nog eens,” zegt zij, als ik weer naast haar sta.
Schouderophalend draai ik het contactslot om en druk de startknop in. Het klinkt wel alsof de viercilinder wil starten, maar er nèt de puf niet voor heeft.
“Klinkt alsof ‘ie geen benzine krijgt,” is haar vermoeden, “wacht even.”
Met een ferme pas loopt ze een grote schuur in om even later met een gereedschapskist terug te komen. Ze gaat op haar kont op de grond zitten en pakt wat gereedschap erbij. Even later houdt zij het kleine glazen benzinefilter in haar hand en schudt haar hoofd.
“Verstopt zo te zien,” luidt het oordeel.
Ik ga door mijn knieën en kom naast haar zitten. Samen kijken we naar een troebele inhoud van het benzinefilter.
“Start hem nog eens,” vraagt zij, terwijl zij de uiteinden van de benzineslangetjes die op het filter aangesloten zaten met de openingen tegen elkaar drukt. Nog even lijkt de motor niet te willen starten maar komt dan toch met een rauwe brul weer tot leven. Triomfantelijk kijkt zij mij aan en ik steek opnieuw mijn duim in de lucht waarna ik de motor het zwijgen weer opleg.
“Ik zet ze even aan elkaar,” zegt zij, duidend op beide slangetjes, “dan kan je voorlopig weer verder.”

* * *
De wegenwacht is afgebeld. Het biertje heb ik afgeslagen. Hete koffie staat in twee mokken op tafel, op een snijplankje liggen vier dikke plakken koek. De motorkleding die ik over mijn gewone kloffie draag, hangt over een van de eettafelstoelen. Mijn redster-in-de-nood, die naar de on-zeeuwse naam Melanie luistert, heeft in de tussentijd kans gezien haar werkkleding te verruilen voor een veel vrouwelijker tenue in de vorm van een heuse zomerjurk. Als zij de woonkeuken weer instapt kan ik mijn bewondering voor haar uiterlijk nauwelijks verbergen. Zo slecht zelfs dat het haar opvalt.
Een ontwapenende glimlach onder een stel ondeugend kijkende ogen vallen mij ten deel. Zij gaat tegenover mij aan tafel zitten en pakt haar mok. Terwijl zij mij blijft aankijken neemt ze voorzichtig een eerste slok.
“Doe je dat wel vaker, gestrande motorrijders weer op weg helpen?” zeg ik, in een poging een gesprek te beginnen.
Melanie lacht haar tanden bloot en gooit haar hoofd daarbij eventjes iets naar achteren.
“Alleen als ze mij zo op het oog wel bevallen.”
“Ik ben vereerd,” zeg ik met een lach.
“Maar dat is niet de enige reden hoor,” vult zij aan.
Ik trek verbaasd mijn wenkbrauwen op.
Meteen daarop zegt zij: “Ik heb een beetje een motorrijder-fetisj. Helemaal als ze tattoos hebben.
Heb jij ook tattoos?”
Ik denk dat zij een grapje maakt, maar als ik naar waarheid vertel dat ik inderdaad verschillende tatoeages heb zet zij haar mok met een klap op tafel, staat op, loopt om de tafel heen en komt voor mij staan.
“Echt? Mag ik ze zien?”
Ik twijfel even. De jonge dame die voor mij staat ziet er uit om op te eten. Ik zal mijn T-shirt uit moeten trekken om de tatoeages goed te kunnen laten zien. Maar ergens voelt het niet goed, al kan ik nog niet helemaal duiden waarom niet.
“Aaah, toe nou,” zegt ze met een gespeeld pruillipje, “dan mag jij mijn poesje zien.”
Ook nu maakt zij geen grapje, want zij tilt de zoom van haar jurk op en toont mij zonder enige gêne haar blote poes. Mijn pik mag dan net als ik 50+ zijn, toch blijft hij hier niet onberoerd onder.
Zittend probeer ik mijn T-shirt over mijn hoofd uit te trekken terwijl ik haar zo lang mogelijk strak aan blijf kijken.
“Oh, die is gaaf,” zegt Melanie meteen als de tatoeage van een adelaar op mijn borstkas zichtbaar wordt. Lenig als zij is legt zij haar ene onderbeen op de keukentafel en duwt korte tijd haar onderlijf tegen mijn borst, zodanig dat haar kutje precies bij de snavel van de adelaar uitkomt. De warmte straalt gewoon uit haar kutje en het geil glinstert al tussen haar schaamlippen.
“Oh, kon dat snaveltje maar even in mijn grotje komen drinken van mijn lekkere geil,” zegt zij hees.
Achter de rits van mijn gulp is het inmiddels dringen geblazen. Mijn pik zit half kromgebogen zó klem in één van de broekspijpen van mijn shorts dat het hebben van een stijve op dit moment onder de zeer-onprettige-ervaringen geschaard kan worden. De situatie is zowel hilarisch, pijnlijk als bizar.
Een op motorrijders geilende goed gebouwde jonge meid staat met haar natte kutje tegen de grijzende borstkas van een vijftigplusser aan te rijden die met een pijnlijk stijve pik in zijn broek niets liever zou doen dan nu het hazenpad kiezen. Alles voelt fout. Het leeftijdsverschil, haar overdreven hitsigheid, de narigheid met het thuisfront als dit op seks uit zou draaien en ooit uit zo komen.
Abrupt duw ik mijn stoel naar achteren, sta op, grijp achter de broeksrand langs mijn pik beet en zorg dat die weer normaal ‘adem kan halen’. Dan sjees ik mijn T-shirt weer over mijn hoofd, grijp mijn motorspullen bij elkaar en stier de woonkeuken uit. In mijn haast duw ik Melanie omver die met een gilletje achterover valt en op haar bevallige kontje op de plavuizengrond terecht komt.
“Bedankt voor de koffie!” roep ik nog half beleefd voordat ik het erf op loop, naar mijn motor toe.
In luttele seconden heb ik mijn motorjack aan, prop ik mijn motorbroek onder mijn jack, zet mijn helm op, start de motor en maak dat ik wegkom. Een woedende Melanie staat in de deuropening en verwenst mij alles wat niet heilig is. Het enige verstaanbare dat ik meekrijg is: “Rot ook maar op, stuk verdriet!” Een paar kilometer verderop stop ik even en neem de tijd om mijn kleding fatsoenlijk aan te trekken zodat ik de resterende kilometers naar Brugge veilig en droog over kom.

* * *

’s Avonds na het eten ben ik het hele voorval al haast weer vergeten en zoek een beetje vertier in het Brugse uitgaansleven. In een achterafstraatje kom ik langs een barretje waar uitsluitend dames de bediening doen en dat ook nog eens oben-ohne. Een Belgisch biertje gaat er altijd wel in, zeker als dat door niet onaardige Belgische schonen wordt geserveerd bedenk ik mij. De uitsmijter laat mij zonder problemen naar binnen, waar ik in het schemerdonker door een half blote, mooi opgemaakte, jonge meid wordt opgewacht met de vraag: “Hallo, mijn naam is Melanie. Jij lust vast wel een biertje?”


zaterdag 30 april 2016

En de Z..... staat voor Zwijgen.




Spreken is zilver, zwijgen is goud. Ik heb zwijgen gekozen voor de challenge van vandaag, omdat dit het laatste blogje van deze reeks is. Ik doe er voorlopig even het zwijgen toe. Ik zal zwijgen als het graf. Nee, dat niet. Dat gaat pas lukken als ik echt voor de laatste keer mijn adem heb uitgeblazen.
Lao-Tse zei ooit: Zwijgen leren we pas in de loop van ons leven; spreken leren wij al eerder. Of zoals de Dalai Lama ons heeft geleerd: Herinner je dat stilte soms het beste antwoord is.
We praten (schrijven) heel veel, maar zeggen soms zo weinig. Ook ik maak mij daar schuldig aan, of het nu bij het gesproken of het geschreven woord is. Alle voorgaande 25 blogje zijn prietpraat, stuk voor stuk misbaar. Dit blogje ook trouwens. Het enige dat er bereikt is, als je daar al van mag spreken, is dat ik met dit laatste stukje de finish van de challenge gehaald hebt. En nu? Nou, niks dus. Het leven gaat gewoon door. De Aarde draait nog steeds om zijn as, samen met de andere planeten om de zon en met ons hele zonnestelsel ergens in de uithoek van het Melkwegstelsel, om de kern daarvan. Dat doet de Aarde al een poosje en zij zal dat ook nog lange tijd blijven doen. Nog jaren, eeuwen en millennia wellicht, zullen de mensen blijven praten, blijven schrijven. Ook als al lang niemand meer weet dat er ooit een World Wide Web was, waarop mensen blogjes bijhielden en aan schrijfuitdagingen meededen. Dat relativeert, hè? J

Grof geteld heb ik er een dikke 6000 woorden aan besteed, gemiddeld 230 per blogje. Uren van mijn vrije tijd aan opgeofferd en nauwelijks te bepalen hoeveelheden stroom voor verbruikt. Maar ach. Jullie enig leesplezier bezorgen…dat mag wat kosten.

Bedankt voor het lezen/reageren. Tot blogs!

vrijdag 29 april 2016

Y staat voor Yammeraar.




Wedden dat jij ook niet weet wat dat is, een Yammeraar. Of maak ik nu de grootste fout en weet de hele wereld wat dat is, behalve ik? Het zou zo maar kunnen. Echt, ik kom al zoekende naar woorden die ik in deze challenge kan/wil gebruiken, de gekste termen tegen. Dacht eerst nog dat het verkeert (lol) geschreven was. Dat ze jammeraar bedoelen; iemand die jammert. Niet dus. Het is ook niet de naam van een pijnlijk Fifty Shades SM speeltje of zo, dat ‘het slachtoffer’ laat jammeren.
Nogmaals nee dus. Er bestaan op deze aardbol Yammeraars. Tenminste… ik ga ervan uit.
De Yammeraar Yammert dan ook. Op Yammer wel te verstaan. Stel je voor dat hij/zij ergens anders wil gaan zitten Yammeren. Jammer dan, dat gaat niet. Dus als je Yammeren wilt, prima, maar dan op Yammer en nergens anders.
Erg erotisch is dit onderwerp ook niet, helaas. Al kun je je misschien voorstellen dat er erotische informatie over een weer gaat tussen Yammeraars. Niet dat dat de bedoeling is, denk ik. Het is dus een bedrijf dat zo heet en dat een soort social network voor bedrijven runt. Een Facebook voor de werkenden of zo. Inmiddels al een aantal jaren in handen van Microsoft en volgens de website gebruiken héél véél bedrijven het. Vandaar mij uiteindelijk toch wel afgezwakte bewering aan het begin van dit blogje… Toch blij dat ik dit woord, dankzij deze uitdaging, heb kunnen toevoegen aan mijn vocabulaire. Je zult het maar missen, dacht hij met een licht sarcastische ondertoon.
Ik zou nog wel even door kunnen gaan met deze challenge, maar alleen morgen -Yammer… eh jammer maar helaas- nog. Dan doen we…. Je raadt het al, de Z.

Bedankt voor het lezen/reageren, hopelijk tot morgen.

donderdag 28 april 2016

X staat voor X-rated.




Best lastig zo’n schrijfchallenge waarbij je een maand lang (bijna) iedere dag een blogje 'mag' produceren, met als onderwerp een woord dat met een specifiek letter van het alfabet moet beginnen. Daarbij wil ik er -als het even kan-  een erotisch tintje aan geven. Nou, dan wordt de spoeling dun kan ik je verzekeren. Vandaag dus over X-rating. Morgen, de Y…? We zien wel.
Over X-rating zegt het internet het volgende: “A classification devised by the MPAA and the NATO in 1968 to designate certain films containing excessive violence or explicit sexuality. It was replaced in 1990 by the NC-17 rating.”
Mijn eerste gedachte: Wat heeft de NATO hier in hemelsnaam mee te maken, tot er onderaan, in kleine lettertje staat: MPAA - Motion Picture Association of America, NATO - National Association of Theater Owners. Shakespeare zei het al: “What’s in a name?”
Maar ik dwaal af, sorry.
In het altijd puriteinse Amerika, waar daarnaast de grootste losbandigheden die je je maar voor kunt stellen ook plaatsvinden, was er met de voortgang van de seksuele revolutie behoefte aan het beschermen van de jonge mensen. Die mochten niet worden blootgesteld aan beelden die hetzij gewelddadig waren, hetzij expliciet van seksuele aard. De combinatie van beide was al helemaal ondenkbaar natuurlijk. Allemaal te begrijpen. Dus werden films gecategoriseerd. In hokjes geduwd zo je wilt. Ik herinner mij vaag eens gelezen te hebben waarom de letter X hiervoor werd geselecteerd. Helaas kan ik het mij niet herinneren en even zoeken op het WWW bracht daarin geen duidelijkheid.
Voorts lees ik dat de hele X-rating eigenlijk al lang is vervangen door de NC-17 categorie. Nou, lekker dan! Kan ik dit hele stukje net zo goed een XXX-rating geven.

Bedankt voor het lezen/reageren, hopelijk tot morgen.